
De dokter noemt suikerziekte meestal ‘diabetes’.
De dokter noemt suikerziekte meestal ‘diabetes’.
Hij noemt het zo, omdat suikerziekte eigenlijk niet echt een goede naam is. Veel mensen denken bij suikerziekte dat het komt door te veel suiker eten. Of dat je dan helemaal geen suiker meer mag. Maar dat klopt niet.
Vaak is er niet alleen een probleem met de suikers in het bloed. Ook de bloeddruk en het cholesterol (ook een stofje in je bloed) zijn vaak niet goed. Daarom zeggen we liever ‘diabetes’.
In je bloed zitten suikers. De dokter noemt die suikers ook wel ‘glucose’. Niemand kan zonder glucose. Glucose is eigenlijk de brandstof van je lichaam. Net zoals benzine of diesel bij een auto. Van glucose krijgt je lichaam de energie om goed te werken en te bewegen. Glucose zit verstopt in een andere stof, namelijk in ‘koolhydraten’. Die koolhydraten zitten niet alleen in zoete dingen, zoals suiker en fruit. In groente, melk, brood en aardappelen zitten ook koolhydraten en dus ook suikers. Het hoeft dus helemaal niet zo te zijn dat je te veel snoept als je diabetes hebt!
Als je lichaam de glucose uit de koolhydraten haalt, komt het in je bloed terecht. Dat gaat dan door heel je lichaam. Het stofje ‘insuline’ zorgt ervoor dat de bloedsuikers gebruikt kunnen worden als energie.
Als je suikerziekte hebt, maakt je lichaam niet genoeg insuline of reageert je lichaam niet goed meer op insuline. De bloedsuiker blijft dan in je bloed achter en kan niet gebruikt worden als energie. Daardoor voel je je heel moe. Het kan ook zijn dat je heel veel dorst hebt en veel moet plassen. Dat is omdat je lichaam de suikers op een andere manier kwijt wil raken. Te veel suikers in je bloed is namelijk niet goed voor je lichaam
Als de dokter of kinderarts net ontdekt heeft dat jij diabetes hebt, moet je misschien een paar dagen in het ziekenhuis logeren, zodat de dokter goed kan zien hoe het met jou gaat. Ook krijg je veel uitleg over wat diabetes is en wat het betekent voor jou. Er verandert namelijk best wel wat als je diabetes hebt. Je moet bijvoorbeeld letten op wat je eet. Ook zul jij (of je mama of papa) jezelf prikjes moeten geven. Er komen verschillende mensen langs op je kamer die dit allemaal aan je uit gaan leggen.
De diabetesverpleegkundige geeft uitleg over wat diabetes precies is. Ze legt je bijvoorbeeld uit hoe insuline werkt in je lichaam en wat er bij jou anders gaat.
Ook zal ze je vertellen dat je jezelf prikjes met insuline zal moeten gaan geven. Dat doe je met een speciale ‘insulinepen’. Dit moet omdat jouw lichaam zelf waarschijnlijk niet genoeg insuline kan maken. Ze laat je dan precies zien hoe en waar je dan het beste kunt prikken op je lichaam.
Ook leer je hoe je zelf je bloedsuikerspiegel (hoeveel suiker er in je bloed zit) kunt meten. Dat doe je met een prikpen en een bloedsuikermeter. Je mag zelf een bloedsuikermeter uitkiezen en sommige kun je zelfs versieren!
De bloedsuikermeter heb je altijd bij je. Want stel dat jij je ineens niet zo lekker voelt. Dan kun je altijd op een makkelijker manier zien of dat te maken heeft met je bloedsuikerspiegel. De diabetes verpleegkundige leert je ook hoe je er dan voor kunt zorgen dat je je snel weer beter voelt.
Als je het leuk vindt komt de diabetesverpleegkundige zelfs een keer langs op school om samen met jou aan de juf/meester en je klasgenoten te vertellen wat diabetes precies is.
Een diëtiste weet alles over gezond eten en drinken. Ze weet ook precies wat je wel of niet kunt eten als je diabetes hebt.
De diëtiste gaat samen met jou kijken wat jij normaal eet en drinkt. Ze leert je hoe je daar, nu je diabetes hebt, het beste mee om kunt gaan. Je moet je meer bewust gaan worden van wat je eet. Je vooral rekening houden met de koolhydraten, de stoffen die je energie geven.
Je lichaam moet er in het begin aan wennen dat je insuline gebruikt. Daardoor kan het zijn dat je de eerste dagen enorme honger hebt. Dat kan komen omdat je waarschijnlijk wat bent afgevallen. Daardoor heb je al best een tijdje een tekort aan energie gehad. Na een paar weken gaat dit vanzelf over.
Het kan ook zijn dat je eerste paar dagen niet zo scherp ziet. Je ziet dan een beetje wazig. Een simpel en goedkoop (lees)brilletje kan daarbij helpen. Na een tijdje heb je die niet meer nodig, want dan zie je weer net zo scherp als eerst.
Het is niet altijd makkelijk om diabetes te hebben. Soms loop je tegen problemen aan of zit je misschien even niet zo lekker in je vel. Daarom is er ook een kinderpsychologe in het ziekenhuis. Met haar kun je altijd praten over problemen of moeilijkheden. Ze kan je ook wat tips geven, waardoor het hopelijk wat makkelijker voor je wordt en je er beter mee om kan gaan.